Beleg van Breda (1624-1625)

Beleg van Breda (1624-1625)
Onderdeel van de Tachtigjarige Oorlog
De overgave van Breda. (Diego Velázquez, 1634)
De overgave van Breda. (Diego Velázquez, 1634)
Datum 27 augustus 16242 juni 1625
Locatie Breda, Staats-Brabant
Resultaat Inname van de stad door de Spanjaarden
Strijdende partijen
Spaanse Rijk Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Leiders en commandanten
Ambrogio Spinola
Carlos Coloma
Jan VIII van Nassau-Siegen
Hendrik van den Bergh
Justinus van Nassau
Maurits van Oranje
Frederik Hendrik van Oranje
Troepensterkte
Insluiting
25.000
Bevoorradingscorridor
25.000
Algemene reserve
30.000
Garnizoen
5.200
Ontzettingsleger
46.000
Verliezen
ongeveer 12.000[1] Garnizoen
2000
Ontzettingsleger
Onbekend

Het Beleg van Breda was de belegering van de stad Breda tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Deze sterke vestingstad, gelegen in Staats-Brabant in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aan de grens met Spaans hertogdom Brabant, werd in 1624 en 1625 belaagd door Spaanse troepen onder leiding van Ambrogio Spinola. Verovering van Breda zou de Spanjaarden een uitvalsbasis verschaffen om gemakkelijker andere Staatse steden te veroveren en het gevaar voor de Spaanse steden verminderen. Verder wilde Spinola Spanjes eer herstellen en zijn reputatie als veldheer redden. Beide hadden aanzienlijke schade geleden na het mislukken van het Beleg van Bergen op Zoom en het gedrag van de Spaanse troepen na de geslaagde list met het turfschip van Breda.

Spinola verraste door laat in het seizoen de stad te belegeren. Snel werd de stad omsingeld en met een circumvallatie en een contravallatielinie afgesloten. Prins Maurits, en later zijn opvolger Frederik Hendrik, kwamen Breda te hulp door de bevoorrading van de Spanjaarden te verstoren en door te proberen de stad te bevoorraden en te ontzetten. Hun pogingen liepen echter op niets uit en de stad moest zich na een beleg van 11 maanden op 2 juni 1625 overgeven vanwege het gebrek aan voedsel onder de burgerbevolking en de uitzichtloosheid.

  1. A continuation of all the principall occurrences which hath happened to the Leaguers lying before Breda : shewing into what great extreamity and necessity the armie of the Marquesse Spinola is likely to fall into for want of prouision and pay: for which causes he hath already lost aboue 12000 men. With a relation of the forces that are now a leauying vnder, and for the command of Count Mansfield, and the Duke of Brunswicke, by Collonell Smith, and Captaine Daniel de la Riue, with expectation Uit een boek (1625) door B. A[lsop] voor Thomas Archer, waarin wordt gesteld dat Spinola 12.000 man heeft verloren.

Developed by StudentB